zondag 5 oktober 2014

Toli Wowojo

Het is alweer twee weken geleden dat de Toli Wowojo stond te stralen onder de bomen van Moengo. Met het uitzoeken van de foto's voor deze blog schieten er verschillende gedachten, verhalen, beelden en gevoelens door mijn lijf.
Trots, want wat hebben we in korte tijd toch iets prachtigs neergezet.
Leegte, omdat ik maanden naar dit project heb toegewerkt en nu op mijn bank in Amsterdam de foto's voor mijn laatste blog aan het kiezen ben.
Kriebels, omdat ik gewoon een beetje verliefd ben op Suriname.
Een brok, in mijn keel, omdat ik daar wil zijn om verder te gaan, maar ook in Nederland door wil gaan met wat hier is. Schaamte, omdat ik nu, twee weken later pas besef wat voor moois we hebben gemaakt en ik toen ik daar was veel te weinig ruimte heb genomen om er echt van te kunnen genieten. Ik zou van alles kunnen schrijven over gedoe, stressmomenten, gehaast en meer van dat, maar dat is eigenlijk nergens voor nodig. De quotes van de bezoekers en de foto's zeggen genoeg. Het was een prachtige ervaring waar ik Marcel Pinas en alle medewerkers van het Moengo Festival of Theatre and Dance enorm voor wil bedanken. Ik voel wel dat dit een begin is van veel meer, Moengo was ons startpunt, nu plannen smeden om ook in Suriname de roze Zina olievlek te verspreiden :)

"Wat een mooie manier om over elkaar te leren. Mag ik er nog eentje luisteren?"




"Het verhaal van Bajesie vond ik het mooist. In zo een korte tijd leert hij je zoveel over het bos en haar planten. Ik zelf ben marron, maar ik wist niets hiervan."


"Het was zo een rustpunt, ik voelde me ineens heel anders. Eigenlijk raken we dit kwijt, je hoort dit soort verhalen niet meer. Ik ben heel blij dat ik dit gehoord heb."




"Ik voelde me echt speciaal. Die massage was echt goed en het verhaal heel mooi."





"Het verhaal van Marcel heeft me enorm geïnspireerd. 
Je moet gewoon geloof in jezelf hebben en doorgaan."



"Wanneer komen jullie naar de stad?! Dit moeten mensen in de stad ook meemaken! Overal moeten mensen dit meemaken!"

dinsdag 30 september 2014

Hoezo het kan niet?

Als er 1 ding is wat ik heb geleerd tijdens dit project dan is het wel creatief omgaan met alles waarvan je denkt dat het niet kan. Het kan namelijk altijd, misschien niet op de manier waarop je het had bedacht, maar dan kan het wel weer anders. Na alle interviews te hebben afgenomen, de verhalen te hebben geschreven, de aanpassingen van Nazmiye en Titus te hebben doorgevoerd brak dan eindelijk het moment van de opnames aan.
Ik dacht alles goed geregeld te hebben door 'de enige geluiddichte ruimte van Moengo' te hebben gereserveerd. Het plaatselijk radiostation BOB. Samen met Guno, die mij zou helpen met de opnames en editing gingen we naar BOB voor een testopname. De mic was goed, de ruimte ook, alleen stond de mic en de computer met editprogramma in 1 ruimte, dus een enorme ruis van de computer op de mic. Andere ruimtes waren ook geen optie, want in het hele gebouwtje bleek een zoem aanwezig van een soort radio ontvanger. Een week voor het festival, geen geld en tijd meer om naar de stad te gaan met alle mensen, PANIEK!! Spoedconsult met mijn technische edit-vriendje in Paramaribo en plan B was snel gemaakt.

Opnemen in een auto, zonder airco aan, met de deuren dicht op een plek zonder blaffende honden, kraaiende hanen en schreeuwende kinderen. Lijkt makkelijk, maar voor zo'n plek op Moengo moet je wel even rijden. De volgende dag stond het eerste verhaal erop! De kwaliteit is natuurlijk niet zo goed als een studio, maar voor de situatie was dit echt de beste optie.
Met drie mensen opnemen in een dichte auto in een tropisch land met een gemiddelde temperatuur van zo'n 33 graden was een uitdaging. Na elke paar zinnen gooiden we de deuren open om adem te halen en dan hup deuren dicht en door. Met een beetje pech kwamen er ook wat vliegen of muskieten mee naar binnen die vervolgens enthousiast om de microfoon heen zoemden. Weer deuren open, vliegen wegjagen en opnieuw. Op onze locatie achter het landhuis 'Casa Blanca', kwam de beveilingsdame weer polshoogte nemen die eerder Marcel ook al had gewaarschuwd toen ik in de open lucht iemands handen masseerde.
Nu zat ik ineens 1,5 uur met 2 mannen en gesloten deuren in een auto.
Ik heb mezelf wel echt populair gemaakt...
Hieronder Meneer Bajesie die gelukkig niet afhaakt bij een beetje hitte, als een echte krijger knalde hij zijn verhaal erop.


Voor Mevrouw Marie was de opname zo gepiept. Ik heb alleen het Nederlandse versje opgenomen wat ze van haar lagere schooltijd nog op wist te dreunen.      De rest van het verhaal is ingesproken door haar dochter Abessa. Vooral de 'cavia' zorgde voor grote hilariteit.









Na het opnemen van de verhalen kwam de laatste fase, het editten. Zo, heb ik dat even een potje onderschat! De jongen die me in eerste instantie zou helpen met editten vond het wel erg veel tijd kosten naast zijn reguliere baan, dus ben ik zelf maar begonnen. Programma gedownload en knippen en plakken maar. Toen kwam ik erachter dat niet alle bestanden kwalitatief even goed waren en dat ik van een heleboel knopjes toch echt niet wist wat ze deden, pleegde ik maar weer een telefoontje naar mijn technische edit-vriendje in Paramaribo. Met een trillende stem en een deadline op mijn hielen perste ik een voorzichtige 'help' in de hoorn en gelukkig schoot mijn technische edit-vriendje mij te hulp en kwam naar Moengo. Samen met hem nog twee verhalen opgenomen en ons in de editfase gestort. Ik maakt de ruwe edits, hij schoonde ze op. Zo'n 'opschoonsessie', duurt gemiddeld 6 uur, dat keer 5 verhalen, reken maar uit, veel nachten, weinig slaap, vierkante oogjes, veel muggenbulten.
Hieronder een impressie van onze 'editstudio', tijdens een nachtelijke editmarathon. De één editten, de ander slapen, de één maakt de ander wakker, de ander gaat door met editten en de één mag even slapen, en dan weer andersom.
















Op de valreep vlak voor het festival alle verhalen af en op de roze Mp3 spelers. Wat een race tegen de klok, maar wat ben ik blij en dankbaar dat het is gelukt. Het meest dankbaar ben ik voor het geduld en het doorzettingsvermogen van de insprekers en mijn opname en edit-vriendjes.
Bajesie, Tresna, Jolanda, Marie, Abessa, Sonnyboy, Mayentha, Guno en Idi, bedankt voor jullie zweet! De tranen heb ik gecoverd en het bloed, dat was voor de rekening van de kapotgemepte muskieten! Lekker voor ze!

woensdag 3 september 2014

Iets met bomen en wortels

"Speelt de marroncultuur nog een rol in jouw leven en hoe geef je dit door aan je kinderen?"

Zes marrons, zes invalshoeken, zes manieren om je afkomst onderdeel van je leven te laten zijn. Hoe hou je contact met je afkomst:
-Als commercials op de Surinaamse televisie je vertellen dat slapen in een hangmat slecht is voor je rug en een Sierra matras de oplossing is?
-Als een pastor in een van de 20 kerken van Moengo je verteld dat de rituelen die jij als kind hebt geleerd afgodisch zijn?
-Als je als jongere die verder wil leren dan de Mulo je je geboortegrond moet verlaten?

Ik heb hier op Moengo verschillende mensen gesproken. Vier mensen heb ik bereid gevonden om hun verhaal met me te delen. Bij alle vier kwam het volgende naar voren:
Van buitenaf horen dat je cultuur niet goed is. 


"In de stad kwam ik erachter dat ik een marron ben. In de klas als je een som niet kon maken zeiden ze ‘je bent zo dom als een Ndjuka’, ‘zo dom als een marron’. Dat zeiden ze niet alleen tegen marrons, het was gewoon een uitdrukking. Toen realiseerde ik me; heej, ik ben, ik ben anders, ik wordt als iets anders gezien. -Marcel, 43 jaar- 

De trots om van zo'n sterke groep af te stammen: 



"Op school krijg je wel te horen dat de marron anders zijn. Ze gingen weg, wilden zelfstandig worden. Ze bepalen dat ze niet onder dwang kunnen leven dus vandaar dat ze weggevlucht zijn. En ik lijk daarop. Ik kan niet onder dwang."  
-Mayentha, 19 jaar-

De strijd om wat van jou is niet af te staan:



"Ik zie dat veel Aukaners hun cultuur verwaarlozen. De Europese leert ons dat onze cultuur afgodisch is. Die blanken hebben geld dus mensen geloven dat. Ze willen dat wij, als nakomelingen van die slaven, onze cultuur moet verwaarlozen om die van hun te gaan accepteren. Dat ga ik niet kunnen doen, dat doe ik niet." -Bajesie, 70 jaar-

Van de week sprak ik Meneer Bajesie Andreas Pinas. Bajesie is zijn Aukaanse naam en betekend; 'Zie je?', zijn vader gaf hem als laatste zoon deze naam. Hij wilde zijn trots laten blijken door via deze naam aan iedereen te zeggen 'zie je? ik heb gewoon nog een zoon gemaakt'. Toen Bajesie 6 jaar oud was werd hij gedoopt en kreeg de naam Andreas. 'Vele mensen hier gebruiken liever hun Nederlandse naam. Ze vinden dat het dan lijkt of ze beter zijn, of het beter overkomt. Beschaafder.' 

Bajesie vertelde me over de betekenis van het woord 'Bakra'. Bakra wordt gebruikt voor 'blanke', dus voor mij. Het woord is ontstaan tijdens de slavernij. 'Ba' staat voor 'groots' of 'meneer', 'kra' voor geest. Vroeger werd het gebruikt tegenover blanken om hen als meerdere aan te duiden, als 'grotere geest'. Ik had sowieso al een hekel aan die term, ook omdat het soms als scheldwoord wordt gebruik, maar na de uitleg van meneer Bajesie begrijp ik nog beter waar mijn probleem met het woord. Ik hou er niet van om zo genoemd te worden, ik wordt niet aangesproken als mens, maar als kleur.


Ik besef me heel goed dat mensen met een donkere huidskleur die in een blanke omgeving wonen hier dagelijks mee te maken krijgen en ik dit nu in een zeer verdunde vorm zelf ervaar. Voor mij als maker vind ik het interessant om te ervaren hoe het is om 'de ander' te zijn. Als mens vind ik het heftig, ik voel het in mijn buik, in mijn borst en in mijn keel.

Ik zat tegenover Meneer Bajesie. Ndyuka tegenover Bakra. Zwart tegenover wit. Donker tegenover blank. Mens tegenover mens. We spraken open over welke gevoelens onze gedeelde geschiedenis bij ons oproept. Een waardevol moment op een zondagavond op een bank onder een TL lamp op Moengo. Ik kan er soms met mijn hoofd niet bij dat ik in de jungle van Zuid-Amerika tegenover een man kan zitten met een cultuur ooit meegenomen uit West-Afrika die hij me in het Nederlands uitlegt. Het voelt niet goed, het voelt echt niet goed. We zijn zo met elkaar verbonden, Nederland en Suriname. Waarom leer ik dit nu pas? Nu ik 29 ben en er zelf naar ben gaan zoeken? Waarom stond dit niet in de geschiedenisboeken?

Meneer Bajesie leeft voornamelijk in het bos, dat is zijn cultuur, zijn geloof. Volgens Bajesie kan een boom niet stevig staan zonder zijn wortels, een mens ook niet. Er staan veel bomen in het bos, 1 daarvan is de Kankantrie.

"In het bos heeft die Kankantrie ons beschermd. Het is een woudreus, met grote sporen, heel grote sporen. Als het onweert, dondert, grote regen, dan gaan die weggelopen slaven in die spoor schuilen, met palmbladeren erover. De Kankantrie, een schuilplaats." -Bajesie-







donderdag 28 augustus 2014

What’s in a blokje?

Surinamers zijn een heleboel, maar nuchter zijn ze niet. Ik hou d’r van.
In Nederland word ik weleens ‘vaag’ of ‘zweverig’ genoemd, hier zal me dat niet zo snel overkomen. Toen ik drie jaar geleden voor een jaar in Paramaribo woonde overkwamen me al eens onverklaarbare dingen. Op een avond stond ik na te kletsen met mijn toenmalige collega Wensley en rastaman Eric, de conciërge van On Stage. Elke avond bleven we na de lessen met een biri en een sigaretje hangen bij ‘Het Patronaat’, waar theaterschool On Stage is gevestigd.
We waren al onderweg naar de straat en stonden bij het hek nog wat laatste tori’s te praten en ineens ruik ik brand. Ik zeg tegen de beide mannen, die zo’n 30 cm van me vandaan stonden ‘ruiken jullie ook brand?. Ze haalden hun neus op, maar roken niks. Kordaat en haastig zei de eeuwig relaxte, zijn tijd nemende Eric, we moeten gaan. Nu, weg hier! Morgen praten we.
Het bleek de volgende dag dat ik de enige was die het had geroken en dat ik de geur had geroken van het branden van de wierook van de paters die daar vroeger verbleven. Als je die geur ruikt, moet je weggaan, dan willen ze je niet meer daar, zei Eric. Ok..


Hier op Moengo gaat alles nog stukje dieper. De eerste avond dat ik hier alleen sliep in dit grote lege huis heb ik voor de zekerheid die avond een stokje Paulo Santo gebrand, reinigingshout. Het was een helse nacht. Nachtmerries, zweten, wakker schrikken van alle geluiden. Het houtje had zijn werk niet gedaan. De nacht daarop volgend was rustig tot een uur of drie, tot ik een steeds luider wordend geprevel hoorde wat zich manifesteerde in mijn droom. Langzaam werd ik wakker en besefte dat het echt was. Op het erf naast mij wonen drie zussen met hun, in totaal, 15 kinderen.
Ik hoorde de luide stem van 1 van de zussen een gebed opzeggen. Hier en daar ving ik een woord op, maar veel verder dan de woorden 'mi Gado', 'mi Jesus' kwam ik niet met mijn Aukaanse kennis om drie uur ’s nachts. In haar stem klonk rust en paniek tegelijk, ik was bang dat er iets met de kinderen zou zijn gebeurd. Ik keek uit het raam en zag licht branden, maar verder niks, geen geschreeuw van de kinderen alleen de dreunende stem, een minuut of dertig. Ik stak mijn stokje nog een keer aan. De volgende dag durfde ik niet te vragen wat er was gebeurd. Die dag verhuisde ik naar een andere kamer.
Twee weken geleden arriveerde danseres en theatermaakster Junadry op Moengo, ik ging net voor 3 dagen naar Paramaribo. Ze was de eerste 3 dagen dus alleen in ons huis op Moengo. Op facebook las ik de volgende ochtend een post van haar, dat ze heftige nachtmerries had, veel wakker lag en onrustige nachten had. Toen ik na 3 dagen terug naar Moengo kwam vroeg ik haar in welke kamer ze sliep en jawel, dezelfde als ik de eerste nachten.
Junadry slaapt na 3 nachten proberen inmiddels met een kruis om haar nek op een andere kamer J


In bijna alle interviews die ik met mensen komt 'Ogri ai' aan het bod. Ogri ai is wanneer iemand je een ‘slecht oog’ geeft. Mayentha, een jonge vrouw die ik interviewde vertelde er het volgende over:
“Stel je bent ergens gegaan met je baby. Als je thuiskomt begint je baby te huilen, die baby huilt constant en houdt niet op. Als je grootmoeder in de buurt is komt ze naar je toe en vraagt: ‘van waar komen jullie?’
Dan zeg je bijvoorbeeld, we waren naar de mall gegaan of we waren gaan wandelen en onderweg zagen we een drukte. Dan zegt je oma ‘misschien heeft iemand met slechte ogen naar die baby gekeken.’
Niet een ieder is goed om naar een baby te kijken, misschien heeft die persoon het niet eens door, maar bijvoorbeeld, als je baby dik is toch? En iemand komt op bezoek dan zeggen ze ‘saaaang je baby is echt zo dik, zo mooi, mooie ogen, mooie mond, mooie neus' dus alles, constant. Die persoon praat alleen maar over dat kind haar uiterlijk toch? Dan kan er iets met die baby gebeuren.
Als die persoon weg is begint die baby constant te huilen, je geeft die baby eten, die wil niet, je gaat die baby baden, wil niet, baby wil niet slapen, die huilt constant. Dan neemt je oma blauwsel, dat is een soort blauw poeder in de vorm van een blokje. Dat zet ze samen met zout in water. Wanneer dat gesmolten is gaat ze je baby ermee baden.
Dan praat ze tot die baby ‘misschien ben je op straat gegaan en iemand heeft je aangekeken, maar niet met goeie ogen, kom weer bij, kom weer tot wie je was, dat slechte moet ver weg van je blijven, als iemand je heeft gekeken met goeie ogen stellen we dat op prijs, kom weer tot rust, kom weer als wie je was.’ Meestal doet je oma dat, want oma’s weten het meest van die dingen. Zelfs nog meer dan moeders. Je hebt moeders die het weten, maar die oma’s? Die weten echt veel.
Als ze klaar zijn met baden dan gaat ze die baby sussen en weer praten tot dat kind ‘als je morgenochtend op bent gestaan of misschien vanmiddag of later in de avond moet je weer zijn zoals je was.’
Soms gebruikt je oma ook een blad, malembe-lembe. Ze kookt het in water, als dat water is afgekoeld neemt ze het in haar mond en spuwt het op die baby. Terwijl ze dat doet praat ze; ‘er moet niets met je gebeuren, je moet gezond blijven, je moet dik blijven als hoe je bent, je moet niet afvallen, je moet niet mager worden, je moet niet lelijk worden.’
Dus als je op bezoek gaat bij een baby moet je niet constant zeggen hoe mooi die baby is, nee. Zeg gewoon, je hebt een mooie baby, klaarrrr.
Ook volwassenen kunnen ogri ai krijgen. Als je van ergens komt en je voelt je echt ziek, je geeft over, alles. Kan iemand slecht naar je hebben gekeken. Soms ga je dan naar een bonoe man met je familie, dan nemen ze ook water in hun mond en spuwen het op je, om je weer de oude te maken.”


Mijn eigen moeder uit Zwolle herkende de verpakking van het blauwsel van een foto en schreef me het volgende:
“die blokjes? reckit blauw (vroeger zakjes) deed mijn moeder/jouw oma bij de witte was in, dan werd het stralend wit. Vooral bij de kapperslakens en scheerdoeken van je opa.”

Hier op Moengo kijken veel mensen naar me. Ik ben nog niet ziek geworden. (Terwijl ik dit schrijf klop ik even af onder de tafel.)
Afgelopen weekend was ik naar Peto Ondro om iemand te interviewen. Ik val hier nogal op, iedereen keek naar me, een paar uur lang. Toen ik thuis kwam at ik wat, ging even liggen en ik werd me toch misselijk! Ik voelde echt dat ik moest overgeven. Ineens dacht ik OGRI AI!! Iemand heeft me ogri ai gegeven!! Ik heb blauwsel nodig! Toen keek ik nog eens naar mijn soep en dacht, soof, misschien was je ei in die saoto gewoon niet meer goed.

Of..? Zo toch maar even naar de winkel..



dinsdag 19 augustus 2014

Tweede verhaal: Erna

De tweede vrouw die ik mocht interviewen voor de BVS Moego heet Erna.
Via via kwam ik contact met haar man, hij wist veel te vertellen over de marroncultuur. Toen ik met hem bij hun thuis in gesprek ging zag ik Erna voor het eerst. Ze gaf me verlegen een hand en ging verder met de huishouding terwijl ik met haar man in gesprek was. Die eerste keer heb ik niet met Erna gesproken, maar iets in me zei me dat zij degene was die ik moest interviewen.

De tweede keer dat ik bij hun thuis kwam was samen met Zina fotografe Cigdem om foto’s te maken voor bij een artikel in de Surinaamse krant.
Het was een zaterdagmiddag, de kinderen waren thuis en liepen van hot naar her door het beeld, wat mooie foto’s opleverde. Ik wilde haar die middag ook interviewen, maar ik merkte dat het te druk was in huis dus vroeg of ik op een andere dag terug mocht komen.
Dat mocht, Erna bleef wel zeggen dat haar man er bij kon zijn, want hij wist zoveel en praatte beter Nederlands dan haar. Ik zei haar dat zij alleen helemaal goed was en dat ik zeker wist dat ze me genoeg moois te vertellen had.
De dag van het interview brak aan en bij elke vraag die ik stelde werd het antwoord langer en de verhalen gedetailleerder.

"Ken je die banden van die fiets, die frame..
die ijzeren stuk waar die spaak zit?
Mijn broertje was daar mee aan het spelen, met een stok, dat wiel laten rijden, als spelletje.
Achter ons kamp was een straatje, er reden auto’s daar.
Van die pick-ups, mensen reden naar hun kostgrondje.
Het wiel ging de straat op, mijn broertje er achteraan, hij zag die auto niet, de auto zag hem niet."

Daarna kwam het proces van inkorten en aanpassen. Van 30 pagina’s naar 3. Nazmiye Oral schreef een prachtige eerste versie, maar we kwamen erachter dat we wat details misten dus ben ik nog een keer terug gegaan naar Erna voor een tweede interview.
Als interviewer heb ik van Erna en het maken van dit verhaal veel geleerd. Soms geeft iemand een kort antwoord of zegt iets niet meer te herinneren, maar als je echt doorvraagt en iemand vraagt om je  mee te nemen in een herinnering komen details die mensen dachten te zijn vergeten weer naar boven.
Zoals de kleur van een voordeur, de geur van een plant of in Erna’s geval de smaak van het onderste gedeelte uit de pan van de zelf verbouwde en gekookte rijst, Kio Alesie. Deze schraapte ze uit de pan en at het op, het was haar lievelings. Toen ik haar vroeg de smaak te beschrijven omschreef ze het als warme zoete melk.

Met de details toegevoegd aan de eerste versie ging ik weer in de tram naar Zuid-Oost om het verhaal met Erna door te lezen.
Ze vond het erg spannend om het hardop te lezen en na veel gegiechel en handen die ze voor haar ogen sloeg, begon ze dan toch. Rechtop in haar bank, een kind voor de televisie, een man achter de computer, nog 2 kinderen die op en neer liepen van slaapkamer naar badkamer en daar zat Erna, hardop en ongestoord haar verhaal te lezen. Soms stotterde ze, veranderde we een woordje of vloeide er een traan. Bij Erna over haar wang en bij mij van binnen, ik word keer op keer geraakt door haar ingetogenheid, haar eerste neiging om zichzelf te verstoppen en te verontschuldigen en dan toch de keuze te maken om er vol voor te gaan.

Ik was al bang dat het verhaal te lang was en na het oefenen was het een feit er moest zeker 2 bladzijden uit het verhaal. En ik had het nog wel langzaam zelf opgelezen. Surinamers hebben echt een andere manier van voorlezen, ze nemen hun tijd, elk woord krijgt de aandacht en nadruk die het verdiend. Nog een spoedoverleg met Nazmiye om wat darlings te killen en de dag daarna de studio in.

Met de metro naar Zuid-Oost Erna opgehaald en samen met de metro naar Nieuw-West, om op broedplaats de Vlugt de studio in te gaan. Nazmiye was er die dag bij om Erna te coachen tijdens de opnamen. 
De blik op Erna’s gezicht toen ze de studio zag was onbeschrijfelijk. ‘moet ik in dat hokje’?
De geluidsman stelde haar erg op haar gemak en Naz en ik hebben buiten met  haar de tekst doorgenomen om het van 'stand voorlezen’ naar 'stand vertellen’ te krijgen.
Nazmiye ging bij haar het opnamehok in zodat Erna iemand had om het tegen te vertellen in plaats van alleen een microfoon. 
De dames pakten hun leesbril erbij en een paar uren later stond het verhaal erop.









"Ik ben een marronvrouw.
Ik ben van Baka Kroppie naar Moengo, naar Frans Guyana, naar Paramaribo naar Amsterdam gegaan.
Een marronvrouw moet de dingen die je ouders je hebben geleerd, eigenlijk niet achter laten.
Hier in Nederland kan ik mijn dingen niet doen, maar ik vergeet het niet.
Als je nu een kostgrondje voor me openkapt en zegt Erna, kijk hier, dit is voor jouw, kostgrondje, plant het.
Ik plant alles, ik weet er alles van.
Als je zegt ‘plant nappie’, ik plant het, ik hoef niemand te vragen hoe ik dat moet doen.
Of zoete patat of hoe ik moet oogsten, ik weet alles."

Erna, ontmoet in Zuid-Oost, haar verhaal opgenomen in Nieuw-West en meegenomen naar de rode aarde van Moengo, haar geboortegrond. 

Deze week heb ik een aantal interviews staan op Moengo en dan kan het grote schrijven gaan beginnen.